dinsdag 8 september 2015

Op naar Puglia

Eind 2013 ging ik voor het eerst naar Puglia, om te tolken voor een vastgoedondernemer die daar projectontwikkeling wilde doen. Dat leek ons een goed idee, Puglia was nog redelijk onontdekt. Maar daar komt nu al verandering in. Ineens hoor en lees ik overal verhalen van mensen die in Puglia zijn geweest. Zelfs mijn opticien ging er dit jaar heen. Puglia is hot (zeker in augustus)! Ook wij zakten af naar de hak van de laars voor een vakantie die, zoals een echte vakantie betaamt, natuurlijk veel te kort was. Maar in twee weken hebben we een hoop mooie dingen gezien en gedaan.

Een bruiloft zoals je alleen in Zuid-Italië ziet

Onze keuze voor Puglia werd eigenlijk bepaald door een externe factor. Een Italiaanse vriend van ons ging namelijk trouwen met zijn Poolse aanstaande. In Carovigno, met een feest in Monopoli. Dat werd de uitvalsbasis voor de eerste week. Onze vakantie begon meteen goed met een bruiloft zoals in Zuid-Italië gebruikelijk is: een ceremonie in de kerk en daarna eten, eten, eten. Er was een antipasti-buffet in de tuin, met tafels langs een zwembad. Daarna een diner met twee pastagerechten en een hoofdgerecht met vis, dat om 1 uur 's nachts werd geserveerd, en een buffet met dolci waar menig zoetekauw u tegen zegt, naast natuurlijk een knoert van een bruidstaart. Tussendoor werd er gedanst en werden we getrakteerd op een ware traditionele pizzica. We lagen niet voor 4 uur op bed. 

Rond Monopoli is genoeg te beleven

We opereerden dus vanuit Monopoli en hadden in onze nabije omgeving een heleboel mooie plekjes om te ontdekken: Polignano a Mare, Ostuni, Alberobello en Monopoli zelf. Allemaal prima te berijden met een huurauto. Polignano a Mare deden we op zondag aan. Dat was niet zo'n goed idee. Het zo idyllische strand tussen de hoge kliffen was bezaaid met mensen en parasols. Augustus is de vakantiemaand van de Italianen en dat merk je. Bovendien was het erg warm om actief de toerist uit te hangen. Maar we gingen in augustus, omdat die vriend van ons ging trouwen. Gelukkig hadden we een zalig strandje op loopafstand van het appartement, waar we aan het eind van de dag in alle rust konden afkoelen. We deden wel meer wonderschone stranden aan, maar daar wijd ik een ander blog aan. Polignano a Mare moet je in elke geval bezoeken vanwege de prachtige kustlijn en de onbeschrijflijke kleur van het water:


Een ritje door de Valle d'Itria is adembenemend

Alberobello wilden we niet missen. Een beetje een gebaand pad, maar we wilden het werelderfgoed met eigen ogen zien. Overal in de omgeving staan wel trulli, maar zo een heleboel bij elkaar maakt een heel bijzonder plaatje. De witte ronde huisjes met hun kegelvormige stenen daken werden gebouwd door de boeren uit Acquaviva die zich in de vijftiende eeuw in dit gebied vestigden. Nu zitten er met name souvenirwinkels en (gratis toegankelijke) 'museumpjes' in. Voor een euro kochten we een kaartje met uitleg over de symbolen en versiersels op de trulli, die de band tussen mens en God verbeelden. Net een soort speurtocht. Er waren ook dakterrassen met toffe uitzichten en kleine verlaten straatjes waar even niemand was. Indrukwekkend was vooral ook de kerk van Sant'Antonio, helemaal in 'trullistijl gebouwd':


Na Alberobello reden we naar Ostuni, een heerlijke route dwars door de Valle d'Itria. Onderweg kwamen we Cisternino en Locorotondo tegen, maar enkel vanwege tijdgebrek reden we door. Puglia is te groot voor twee weken vakantie. Maar de route zelf maakte veel goed. Ostuni zelf is letterlijk oogverblindend. Door de witte kalk, die vroeger moest beschermen tegen de pestepidemie, wordt het stadje ook wel la città bianca, de witte stad genoemd. Je kunt er heerlijk ronddwalen. En wanneer je de stad uitrijdt, kun je zomaar dit uitzicht tegenkomen:


Matera is een magische plek

Wat we ook niet wilden missen was een dagje Matera (nog meer werelderfgoed in Italië!), net buiten de grens van Puglia in de regio Basilicata. Daar hadden we zulke goede verhalen over gehoord en in de boekvertaling die ik net voor mijn vakantie inleverde, ging het er ook al over. Ik moest het gewoon met eigen ogen zien. Het was fantastisch. Die combinatie van indrukwekkende stadsarchitectuur en overweldigende natuur maakt het plekje tot iets onvoorstelbaars. Ik kom er nog op terug.


Volop genieten in Salento

De tweede week hadden we een airbnb'tje in Gallipoli en vandaaruit bezochten we o.a. Lecce, Nardò, Otranto en Santa Maria di Leuca, en zagen we een heleboel mooie stranden en kustlijnen. Het was er warm, maar aangenaam. In twee weken kun je een hoop zien en met een huurauto kom je een heel eind. Op deze kaart kun je zien wat wij zoal deden. De komende weken zal ik proberen de mooiste plekjes wat meer toe te lichten, maar de vakantie is voorbij en er wacht een nieuwe boekvertaling.  Ga in elk geval zelf een keer naar Puglia. Het is zo de moeite waard!

donderdag 14 mei 2015

Vertalen is veel meer dan alleen een woordenboek gebruiken

Ooit heb ik iemand horen beweren dat een goede vertaler geen woordenboek nodig heeft. Die weet alle woorden namelijk uit zijn hoofd. Die man was dan ook geen vertaler en wist duidelijk niet waar hij het over had. Een woordenboek is de vertalers beste vriend. Toch blijft het daar niet bij. Met woorden opzoeken in een woordenboek ben je nog geen vertaler. Een vertaler heeft namelijk ook  overal verstand van. En zo niet, dan zoekt-ie dat op.

Lang leve het net

Zo liepen we in een boek over de Napolitaanse pizza tegen een probleem aan. Het Italiaanse lievitazione kan zowel gisten als rijzen betekenen. Het woord farina zowel bloem als meel. Toch is er in beide gevallen sprake van een duidelijk verschil. Hoe zit dat dan? We zochten het op.
In de roman die ik nu aan het vertalen ben houdt een leraar kunstgeschiedenis een college over Piero della Francesca. Op het schilderij De droom van Costantijn zit een figuur met calze rosse, rode... Sokken? Maillot? Panty? Kousen? In het Italiaans kan het allemaal. Dus zoek ik het plaatje erbij. 

Ik schreef er al eerder een blog over. Een vertaler zoekt dingen op. Gelukkig hebben we daar tegenwoordig internet voor. Stel je voor, anders had ik helemaal naar Arezzo gemoeten om het fresco te bekijken in de kerk van Sint Franciscus (ook dat heb ik op internet gevonden!). Nu weet ik ook meteen dat het fresco deel uitmaakt van een groter werk, Le Storie della Vera Croce (De geschiedenis van het ware kruis), dat in een aantal episodes de legende rondom het kruis van Jezus uiteenzet. Ik weet nu ook dat Bicci di Lorenzo met het werk begon en dat Piero della Francesca het tussen 1452 en 1466 voltooide.

De meerwaarde van een echte vertaler

Nu kun je je afvragen wat dit alles voor toegevoegde waarde heeft. Je vertaalt toch gewoon wat er staat? Dan denk ik alleen maar: hoe weet je dan dat je zeker weet wat er staat? Kun je - in dit specifieke geval - het relaas van deze kunstgeschiedenisleraar wel vertalen zonder het werk te kennen, of er in elk geval een voorstelling van te hebben? Kun je een stuk over de hardheid van water wel vertalen als je niets weet van de chemische samenstelling van water? Het kan. Misschien. Maar als je echt de juiste woorden wilt gebruiken, dan vind je ze niet alleen in het woordenboek. Dan vind je ze in alle informatie - plaatjes, teksten, contactpersonen die gespecialiseerd zijn in het onderwerp - die je opvraagt. Dat is de meerwaarde die een echte vertaler biedt.

Vertalen is leerzaam

Verder is vertalen gewoon een ontzettend leuke en leerzame baan. Soms kom je heel interessante - grappige, wellicht onzinnige - dingen te weten door of vanwege je vertaling. Zo kwam ik laatst in een technische vertaling een apparaat tegen dat una tonnellata, een ton, woog. Duizend kilo. Of 100.000 kilo? Nee, dat kan niet. Maar een ton geld is 100.000 (euro). Hoe zit dát dan? Internet biedt uitkomst. Of in dit geval Van Dale online: 'berust op het feit dat het gewicht van de gulden van 1840 tot 1945 tien gram was, zodat iem. die een ton ofwel 1000 kg geld bezat, 100.000 gulden had'. Nooit geweten!


woensdag 29 april 2015

Homemade tiramisù, dat beurt je op!

Het stond al een tijdje op mijn to-do-list: zelf tiramisù maken. Gewoon omdat het zo ontzettend lekker is. Ik ben alleen zelf niet zo'n keukenprinses, dus voor mij was dat nogal een ding. Toch leek dit gerecht niet zo moeilijk te maken, ik wilde me er wel aan wagen. Dus toen zich een goede gelegenheid voordeed - we kregen Nederlandse eters, en geen kritische Italianen - dook ik de keuken in. Ach, ik kon ook wel een opkikker gebruiken.

Nomen est omen

Tiramisù betekent namelijk letterlijk trek me omhoog, beur me op. Deze zoetigheid is toevallig zo lekker dat je er echt van opknapt. Zou dat door de koffie komen? Of door de helende werking die vroeger aan tiramisù werd toegekend? Niet slecht als ziekenhuisvoer! Of zou de naam verwijzen naar de vermeende lustopwekkende gevoelens die de smaak ervan bij menigeen opwekt? Feit blijft dat je er vrolijk van wordt. Ik wel tenminste.

Tiramisu is zelfs zo lekker, dat er wordt gebakkeleid over de oorsprong ervan. Was het de banketbakker uit Siena, die een zuppa del duca maakte voor de granduca Cosimo dei Medici? Dit wordt door anderen tegengesproken, omdat mascarpone een typische kaas is uit Lombardije die zo vers is dat-ie snel bederft. In die tijd, we hebben het dan over de zeventiende eeuw, werd die niet zomaar even naar Toscane gebracht, dat was toen nog relatief ver. Of was het de banketbakker uit Turijn, die de eenheidsstrijder Cavour wilde steunen in zijn missie om van Italië één land te maken? Dat zou wel het gebruik van biscotti savoiardi (uit de historische regio Savoye) verklaren. Maar ook in 1861 bestonden er nog geen goede manieren om een lekkernij van dit kaliber goed te houden. Officieel in de boeken, waar het woord tiramisù pas sinds de jaren 80 van de vorige eeuw voorkomt, wordt de oorsprong toegekend aan de provincie Treviso, in de Veneto.

Zelf aan de slag

Hoe dan ook, ik plukte voor mijn eigen tiramisù het recept van mijn favoriete Italiaanse kook-app (Giallo Zafferano) en  gebruikte:
 
6 middelgrote eieren
120 g. suiker
500 g. mascarpone
400 g. lange vingers (de Italiaanse biscotti savoiardi zijn wat groter)
een doosje cacaopoeder
3 caffettiere à drie kopjes koffie en een glaasje rum

(ik ging voor de 8-persoons ovenschaal)

Eerst scheid je het eiwit van het eigeel, een secuur klusje. Het eigeel moet je met 60 gram suiker tot een smeuïg geheel mixen. Mooi crèmekleurig en schuimachtig, dat is belangrijk. Daar voeg je vervolgens de mascarpone aan toe en daarna klop je het eiwit op totdat er een stijve massa ontstaat. Halverwege het opkloppen voeg je 60 gram suiker toe. Tiramisù valt of staat met het bewerken van het ei en het samenvoegen van de twee mengsels. Het opgeklopte eiwit moet heel voorzichtig door het mengsel van eigeel en mascarpone worden geschept, met een handbeweging die van onder naar boven werkt. Alleen dan blijft de stevigheid van het eiwit intact. Geduld is de allerschoonste zaak in de keuken. Let wel op dat je verse eieren gebruikt, die blijven namelijk rauw.

Laagje voor laagje

Daarna begint het leuke gedeelte: het inrichten van de schaal. Eigenlijk hoort tiramisù rond te zijn, maar met die langwerpige koekjes is rechthoekig veel makkelijker. Maak om en om een laag ei-mascarpone-mengsel en een laag lange vingers, als een soort lasagne. Die moet je eerst in de koffie (eventueel gemengd met een glaasje rum of amaretto) dopen, niet te lang en niet te kort. Wanneer je klaar bent zijn je vingers bruin van de koffie. Overigens is de Italiaanse espresso, gewoon gezet met een moca (percolator) de beste koffie om te gebruiken. Zorg wel dat je de lange vingers per laag in een andere richtig legt, dat is goed voor de structuur. Mijn tiramisù had drie lagen ei-mascarpone-mengsel met daartussen twee lagen lange vingers. Boven op het geheel strooi je nog een goeie vleug cacao en daarna gaat de hele schaal de koelkast in, minimaal een paar uur. Let wel op dat je tiramisù, vanwege de rauwe eieren, niet heel lang kunt bewaren. Je zult dus helaas alles snel moeten opeten (of het restant invriezen)

Buon appetito! Want zoals homemade tiramisù thuis smaakt, smaakt-ie nergens. Of kan iemand mij een plekje aanraden waar je tiramisù met een hoofdletter T eet


maandag 16 maart 2015

Even bijkomen in Val d'Aosta

Na een periode van hard werken zijn we toe aan ontspanning, verandering van omgeving en wat frisse lucht. Een beetje skiën (of in mijn geval snowboarden) zou ook niet verkeerd zijn. Waarom dan niet een lang weekend naar Courmayeur? Dan kunnen opa en oma vanuit Genua komen om wat tijd door de brengen met hun kleinkind en kunnen wij wellicht even de piste op.

Tussen de valdostani

Zo zijn we dus in Valle d'Aosta, helemaal in de linkerbovenhoek van de laars. De kleinste regio van Italië, de enige die niet is opgedeeld in provincies. Ruim 128.000 inwoners, valdostani, en regionale hoofdstad Aosta. Het is hier prachtig. Overal om ons heen zijn bergen en de Monte Bianco torent met zijn 4.810 meter majestueus boven ons uit. Vanuit Rotterdam hebben we 1.020 kilometer afgelegd om hier te komen. Courmayeur ligt meteen bij de uitgang van de Mont Blanctunnel, dus geen haarspeldbochten en klimwegen om op bestemming te komen. En toch zitten we op 1.224 meter boven zeeniveau. Het skigebied is niet heel groot, maar voor een paar dagen prima te doen. De dag na aankomst staan we dan ook vroeg op en om 9 uur staan we op de piste.

We hebben een huisje gehuurd via Airbnb. Zo'n typisch bergding waarin zelfs de wanden van hout zijn, met overal tierelantijntjes. Het tafelkleed en de gordijnen hebben rode ruitjes, hartjes en hertjes, het servies bloemetjes en bijtjes. Alles heel knus en gezellig dus. Maar we zijn van alle gemakken voorzien en mijn Italiaanse schoonmoeder heeft een keuken en kookt voor ons, dus wij hebben echt even vakantie.

Genoeg te zien hier

Als het dan een dag sneeuwt en de zichtbaarheid ons de moed in de skischoenen doet zakken, is er nog steeds geen man overboord. Er is hier genoeg anders te doen. Valle d'Aosta (of Val d'Aosta) is bezaaid met kastelen. Schitterend en strategisch gelegen in de hoogte, met uitzicht op de vallei. Wij rijden na de lunch naar het Castello di Fénis. Ooit eigendom van de familie Challant, die het liet bouwen op een plek die helemaal niets met strategie te maken had. Toch is het een sterk staaltje middeleeuwse bouwkunst, met twee ringmuren en in elke laag een ingang op een andere windrichting. Just in case...

We krijgen een rondleiding van een halfuur door de belangrijkste vertrekken en over de prachtige binnenplaats. Het hele complex is recentelijk gerestaureerd en is nu in handen van de regio. Indrukwekkend zijn de verschillende fresco's die het geheel opsieren. We zien verschillende heiligen, waaronder San Giorgio die zijn draak verslaat, wijsgeren en apostelen. We zien ook een enorme open haard met een schoorsteen van tien meter waarin wel drie koeien konden worden gebraden. Het hele clubje toeristen past erin.

Langs Aosta

Andere mooie kastelen zijn het Forte di Bard, het Castello di Graines, het Castello Savoia in Gressoney-Saint-Jean. Wij doen nog even capoluogo Aosta aan. Deze stad dankt zijn naam aan keizer Augustus die hier langskwam op weg naar de Galliërs en Augusta Praetoria stichtte. Er zijn nog wat resten van de Romeinen: een forum, een boog en een theater. Er is een centraal plein met het Hotel de Ville of Municipio, want alles is hier tweetalig (Frans en Italiaans). Wat moet het verder heerlijk zijn om in een stad te wonen waar je in een cabinelift kunt stappen die je naar de nabijgelegen piste brengt. Alsof je de tram pakt...

Na een korte wandeling warmen we op met zo'n dikke Italiaanse cioccolata calda bij Gelaty, waar het heerlijk naar chocolade ruikt. We eten het hele weekend de lokale tegole, platte ronde koekjes, en de laatste avond verwennen we onszelf met een kaasfondue. Het bijkomen is gelukt, de berglucht heeft ons goed gedaan. We kunnen er weer even tegenaan.

donderdag 19 februari 2015

Rondje Toscane met de camper - deel 1

Langzaamaan beginnen we na te denken over komende zomer. Wat gaat we doen? Waar gaan we heen? Vorig jaar zijn we voor het eerst met een camper naar en door Italië gereden. Onze baby was toen 3 maanden oud en in een camper konden we makkelijk al die spullen die je nodig hebt voor zo'n kleintje meenemen. Het heeft ook iets gezelligs om zo met je eigen rijdende huisje op pad te zijn.

Wij hadden een Volkswagen T4 met wc'tje en verhoogd dak, dus we waren vrij zelfvoorzienend. Dat is fijn, want dan kun je ook eens een nachtje avontuurlijk op een parkeerplaats slapen. Italië is aan de ene kant misschien nog geen echt camperland, in vergelijking met bijvoorbeeld Frankrijk of Australië. Weinig gratis standplaatsen en veel verboden-voor-campers-borden. Aan de andere kant hebben we aardig wat Italiaanse campers voorbij zien komen. Echte bakbeesten voorzien van schotels en alle gemakken. Maar je moet een behendige chauffeur zijn wil je daarmee door de kleine Italiaanse straatjes manoeuvreren. Met ons T4-tje konden we tenminste af en toe nog doen alsof we geen camper hadden.

Op weg naar de middeleeuwen

Nadat we via Trentino naar Genua waren gereden om wat tijd door te brengen bij de familie, pakten we de camper weer in en trokken we zuidwaarts. Naar Toscane. Naar middeleeuwse dorpjes, uitgestrekte landschappen een heel veel lekker eten. Onze eerste stop was Volterra. Net buiten een van de zeven stadspoorten, de Porta Docciola, ligt een groot parkeerterrein waar je met een dagkaartje (8 euro) van 8 tot 20 kunt staan. Dat betekent wel dat er geen voorzieningen zijn. Een kraantje waar je koud water kunt tappen, maar daar blijft het bij. Primitief dus.

Achter de Porta Docciala vind je een heel wat oudere bron, de Fonte Docciala, overdekt met twee grote bogen, gebouwd in 1245 door ene meester Stefano. Een citaat van Gabriele D'Annunzio (Chi sciacqua le lenzuola alla Docciola, convien che l’acqua attinga alla Mandringa) voert ons terug naar vrouwen die hun was doen en meisjes die met bronzen kruiken hun water komen halen. Via de naastgelegen trap heb je meteen toegang tot het stadje. Nou ja, meteen? Het is een flinke klim. Boven aangekomen sloegen we rechtsaf naar het pleintje van San Michele en vervolgens richting de absolute hoogtepunten van Volterra: het Palazzo dei Priori, het achthoekige baptisterum van Johannes de Doper en de tegenoverliggende cattedrale di Santa Maria Assunta.

Ierse pub is altijd goed

Vanaf de Via Lungo le Mura del Mandorlo heb je uitzicht op de resten van een oud Romeins theater. Aan diezelfde weg vonden we een knus terrasje waar we onder de bomen neerstreken voor een biertje en een paar goeie bruschette. Ze hadden een hele lijst, dus we kozen voor een mix. Het terras hoort bij de Ierse pub Qvo Vadis, waar het 's avonds vast ook erg gezellig is. Hoewel er genoeg leuke Italiaanse barretjes zijn, heeft een goeie pub ook in Italië altijd veel sfeer. Elk stad heeft er dan ook wel een. Zowel in Rome als in Bologna heb ik tijdens mijn studententijd mooie avonden beleefd in een Irish.

Na ons smakelijke aperitivo, besloten we een delicatessenwinkeltje op te zoeken en met een tas vol lekker eten keerdn we terug naar ons kampeerplekje, waar we inmiddels een heleboel nieuwe buren hadden. Het avontuur was goed begonnen.

Wordt vervolgd...